Winterslaap – De kou trotseren

De Nederlandse Vleermuizen leven van insecten. Als het in het najaar kouder wordt verdwijnt hun voedselaanbod en moeten de dieren een veilige schuilplaats opzoeken om de winter te overbruggen. In de winterslaap gaat het lichaam voor lange tijd op een spaarstand om zo min mogelijk energie te verbruiken, en zuinig om te gaan met de vetreserve die ze in de zomer en herfst hebben opgebouwd. Die vetreserve is niet erg groot; Immers, een vleermuis moet kunnen blijven vliegen, en kan dus niet te zwaar worden. Die beperkte vetreserve is het enige wat ze hebben totdat het lentezonnetje de wereld weer opwarmt en de insecten ook weer actief worden.
De schuilplaats voor de winterslaap moet aan een aantal eisen voldoen. Terwijl de dieren in de zomer graag een warm plekje hebben moet die in de winter juist voldoende koud zijn; Een paar graden boven het vriespunt is ideaal. Het lichaam neemt die koude temperatuur vrijwel aan, waarbij de stofwisseling, de ademhaling en de hartslag bijna (maar net niet helemaal) stil komen te liggen. In die coma-achtige toestand zijn ze volkomen weerloos en dus ook zeer kwetsbaar. De dieren trekken zich daarom terug op plaatsen die ontoegankelijk zijn voor hongerige vijanden die wel een vleermuis-hapje lusten, zoals bijvoorbeeld vossen en marters. Nog maar vrij recent is ontdekt dat het gevaar ook uit onverwachte hoek kan komen: muizen! Bosmuizen zijn alleseters en zeer goede klimmers en springers; als ze weinig voedsel kunnen vinden zullen ze een winterslapende vleermuis niet versmaden als ze erbij kunnen komen. Voordat de vleermuis tijd heeft gehad om op te warmen en wakker te worden is het dan al te laat.

Geliefde winterslaapplaatsen in Twente zijn door de mens gemaakte, geheel of gedeeltelijk ondergrondse objecten, zoals oude ijskelders, bluskelders en bunkers/schuilkelders van defensie. Maar ook een gewone kruipruimte van een gebouw kan geschikt zijn. Hier is het klimaat stabiel koel en vochtig. Dat laatste is belangrijk om af en toe wat te kunnen drinken, om uitdroging te voorkomen.

Een speciale wintergast in Nederland is de Ruige Dwergvleermuis (Pipistrellus Nathusii). Deze leeft in de zomer in de Baltische regio (Estland, Letland, Litouwen, Polen) maar trekt in de herfst naar onze omgeving vanwege onze relatief zachte winters, om in het voorjaar weer terug te vliegen. Sommige exemplaren steken zelfs het kanaal over richting het Verenigd Koninkrijk. Deze soort legt dus tweemaal per jaar een afstand af van zo’n 1000 tot 2000 kilometer. Ze zijn aardig goed bestand tegen temperatuurvariaties en overwinteren graag in houtstapels. Dus stookt u graag de open haard? Dan kunt u deze soort tegenkomen tussen uw netjes gestapelde houtblokken.

Ook al is het Nederlandse klimaat relatief gematigd, soms komt er een periode voor van aanhoudende matige tot strenge vorst, zoals we bijvoorbeeld in februari 2021 een week lang hadden. Dan kan het opeens te koud worden in de schuilplaats, en worden de dieren wakker. Ze moeten dan ondanks de hevige kou op zoek naar een betere plek, met alle gevaren van dien. Sommigen overleven dat ternauwernood, zij het wel met half afgevroren oren!

Zodra de lente aanbreekt en de temperatuur weer stijgt zullen de vleermuizen –flink vermagerd- weer ontwaken uit hun winterslaap en zullen wij ze ’s avonds weer zien vliegen. De cirkel van het leven, zoals die begon in mijn eerste stukje, is dan weer rond.

Jan Mannak