Bevindingen van Peter v.d Akker, één van de vier ringers van de Stichting Hofvogels
Ondanks alle maatregelen die we als Stichting hebben getroffen in het kader van Covid-19 en onze erfbezoeken tot een minimum hebben beperkt, konden we als ringer al vanaf begin maart aan de bak met het ringen van enkele jonge bosuilen, gevolgd door de vele jonge steenuilen en kerkuilen. Als bijvangst volgden nog enkele broedgevallen van de torenvalk. Niet alleen de drukte om alle juveniele vogels te ringen leverde ook de variatie enkele leuke verhalen op blijkt uit het relaas van Peter van den Akker, één van de vier ringers van de Stichting Hofvogels. Peter ringt in het buurtschap Markvelde en in/ om Diepenheim de verschillende uilensoorten en eventuele torenvalken die geboren worden in de door de Stichting Hofvogels geplaatste nestkasten.
De bosuil
Ik heb dit jaar voor het eerst op een viertal locaties een aantal jonge bosuilen geringd. De eerste keer was bij een familie in het Kagellinkbos in Diepenheim. Een adres waar een bosuilenpaar al jaren achter elkaar succesvol broedt. De nestkast hangt daar hoog in een boom op ongeveer 4 meter afstand van het slaapkamerraam. Je zou denken dat bosuilen schuwe vogels zijn, maar hier blijkt dat ze ook genoegen nemen met een plekje heel dicht bij ons mensen. In de nestkast hebben we 2 gezonde jonge bosuiltjes geringd, ze hadden het er goed. Bij een ander paartje bleek, dat de eieren niet waren bebroed en de inhoud dun van aard was. Hier dus geen succes. Wel bij de 2 daarop volgende adressen, waar op ieder adres 2 jongen geringd konden worden. Eén van die 2 broedde in een beukenlaan langs een weg tussen Diepenheim en Hengevelde. In een holte in de stam van één van de beuken op circa 5 meter hoogte, zaten 2 jonge bosuiltjes mooi beschermd en uit het zicht van koplampen van passerende auto’s. In de nestholte lag ook een jonge dode bruine rat; ‘te wachten tot één van de jongen weer honger kreeg’ De uiltjes werden onder het toeziende oog van een naast de broedplaats wonende familie geringd.
De steenuil
In de omgeving van Diepenheim werd bij een nestkastcontrole 3 geringde adulte steenuilen aangetroffen. Alle 3 vrouwtjes, die de nog kleine jongen warm hielden. De vrouwtjes zijn herkenbaar aan de kale broedplek op de borst/buikstreek, waar hun veren verdwenen zijn. Met deze broedplek houden zij de eieren makkelijk warm. Steenuilen zijn zogenaamde standvogels en broeden veelal op geringe afstand van hun geboorteplek. De afstand is onder afhankelijk van het voedselaanbod en het vinden van een veilige en comfortabele broedplaats. De grootste afstand betrof één van de vrouwtjes dat in juni 2016 was geringd in Toldijk, op 27 km afstand van waar ze nu zelf jongen had. En een ander vrouwtje werd 10 jaar geleden als nestjong geringd in Markelo en broedde nu zelf in Diepenheim. 10 jaar is een verdienstelijke leeftijd en voor een steenuil best oud!
Een leuke bijzonderheid was de adoptie van een jonge steenuil dit jaar te Hengevelde. Aan de Kapelhofsweg te Ambt-Delden was een jonge steenuil in een schuur uit het nest gevallen. Wanneer het nest in een boom zit lukt het de jonge uiltjes vaak nog wel om tegen de stam op te klauteren, maar in de schuur was dit onmogelijk. Het nest zat tussen de dakplaten verstopt, waardoor het ook niet mogelijk was het jong terug te zetten. De gebroeders Vehof, beiden vrijwilliger bij de Stichting Hofvogels, bedachten een list en namen het jong mee naar de familie Scholten te Hengevelde. Hier zat een paartje met slechts 2 jongen van ongeveer dezelfde leeftijd. Hun inschatting was dat beide jongen wel wat konden inschikken en het voeraanbod met de verstekeling konden delen. Fons en Gerard hebben daarom het jong in de nestkast bij de 2 anderen geplaatst. En met succes, want bij het ringen op 13 juni bleken alle 3 de jongen goed gevuld en goed op gewicht te zijn. We hebben dan ook goede hoop dat het derde jong ook zal uitvliegen.
De kerkuil
De sufste uiltjes van allemaal zijn de kerkuilen. De adulte kerkuilen kunnen druk schreeuwen en krijsen in het voorjaar. Maar hun jongen zijn handtam en kun je rustig aanpakken, meten, wegen en ringen. Ze laten het zich rustig gebeuren en lijken totaal niet verontrust. Wanneer je de jonge kerkuilen op de weegschaal zet, blijven ze keurig rechtop zitten alsof ze zitten te slapen. Bij een familie in Hengevelde zag hun hond Cita een jonge kerkuil op de weegschaal zitten en toen moest hij toch wel even ruiken wat voor gast er op zijn erf verscheen.
De torenvalk
Een schril contrast met de vaak stille uilen, zijn de drukke jonge torenvalken. Al bij het uithalen uit de nestkast beginnen ze direct luid en schel te kekkeren. Bij het ringen moet je goed op hun klauwen letten, want ze grijpen naar alles en laten dan niet zo maar los. Een handige ringer pakt de jonge valken zorgvuldig over de vleugels vast en houdt hun poten tussen de vingers vast. Veelal komt er daarna toch nog een sopje met soda aan te pas om de wondjes van de scherpe klauwen te ontsmetten.
De ringer
De Stichting Hofvogels heeft de beschikking over vier ringers, die gedurende het broedseizoen zoveel mogelijk adulte uilensoorten en juveniele uiltjes ringen en per geringde uil bio metrische gegevens verzamelen zoals gewicht, vleugellengte en algehele conditie. Informatie onder andere van belang om vast te stellen of er voldoende voedselaanbod is en zo ja de soort van voedsel (gewicht en algehele conditie); de leeftijd van de pasgeboren jongen (vleugellengte); bij terugvangst van eerder geringde uilen het geslacht en de levensduur van de adulte uilen en ten slotte inzicht in de verspreiding van de juveniele uilen (Dispersie). Al deze informatie wordt in lokalen en landelijke DBase systemen ingevoerd en draagt onder andere bij aan verbeterde inzichten om deze noodlijdende soorten beter te kunnen ondersteunen in hun levensbehoefte.