Peter van den Akker, vrijwilliger/ ringer Stichting Hofvogels

Op 26 maart dit jaar begon voor mij het ringseizoen 2021 met een vroeg broedsel van de bosuil. Het betrof een nest op de begraafplaats te Hengevelde in een nestkast die wordt beheerd door Fons en Gerard Vehof. Aangekomen bij het nest stonden de broers Vehof al klaar voor een snelle nestkastcontrole; Fons als regelaar en organisator op de grond en Gerard als luchtbrigade voor het klim- en klauterwerk. Turend in de nestkast temperde Gerard al snel het enthousiasme; er zat nog maar 1 jong in de kast! Opmerkelijk, want een kleine week daarvoor hadden er toch echt 3 kwieke jongen in de kast gezeten. Met het ene jong nam Gerard 2 braakballen en een vogelkarkas mee naar beneden.

Na het ringen namen we de maten van de jonge uil; vleugellengte was 182 mm en het gewicht 353 gram. Dit betekent dat het jong ongeveer 30 dagen oud was en goed op gewicht. Dit was genoeg verklaring voor het verder lege nest; jonge Bosuilen verlaten het nest na 25-30 dagen en kunnen vanaf 32-37 dagen vliegen. Dus de andere 2 jongen waren waarschijnlijk al de kast uit en hielden zich ergens in de boomkruinen verborgen. Een reconstructie van het broedsel leert dat het vrouwtje ongeveer op 22 januari moet zijn begonnen met de eileg. Deze datum is als volgt terug gerekend:

  • Leggen van de 3 eieren in 6 dagen (Bosuilen leggen 1 ei in 2 dagen, bij de eerste controle zijn 3 eieren aangetroffen),
  • bebroeden van de eieren duurt 28-30 dagen; gerekend is met 29 dagen,
  • Leeftijd van het jong op 26 maart was 30 dagen.

De start van het broedsel rond 22 januari is erg vroeg; normaliter beginnen Bosuilen tussen half en eind februari met de eileg. Blijkbaar was er voldoende voedselaanbod dat het paartje stimuleerde om met broeden te starten. In januari was het zacht weer, maar tussen 6 en 15 februari werden de eieren bebroed toen het buiten de kast ’s nachts matig tot streng vroor en er een flink sneeuwdek was gevallen!

Ik laat gevonden braakballen altijd eerst drogen voor ik deze uitpluis. Ook nu legde ik de ballen met het karkas te drogen in een bakje in een vensterbank. Op foto A staan de beide braakballen afgebeeld samen met een braakbaal van de Kerkuil. De Bosuilballen zijn grijzer van kleur, smaller en langer, de Kerkuilbal is zwarter, breder en meer afgerond. De 3 braakballen zijn natuurlijk maar een kleine verzameling, maar deze verschillen zijn wel representatief voor beide soorten. Voordat ik kon gaan pluizen moest ik al aan de bak, de volgende dag hing er ineens een zwakke ontbindingslucht in de kamer. Het karkas bestond uit een borstbeen met daaraan 1 complete poot. Er bleken nog wat vleesresten op het borstbeen te zitten die in onze warme kamer waren gaan rotten. Dus het karkas maar snel weggegooid nadat ik eerst de poot heb gedetermineerd als van een Holenduif.  Deze was rood van kleur en te klein voor een Houtduif. Ook Spreeuwen hebben rode poten maar deze zijn weer een stuk kleiner.

Uiteindelijk heb ik in de zomervakantie de braakballen uitgeplozen. Ik vond in totaal 4 verschillende prooien (zie foto B): 1 Veldmuis (rechts boven de bovenkaak en 2 onderkaken), 2 kleine ongedetermineerde zangvogels (poten met nagels links boven en links onder) en botten van een grotere vogel (midden, mogelijk de Holenduif). Holenduiven broeden regelmatig in nestkasten die zijn opgehangen voor Bosuilen. Bij een vervolgcontrole in april 2021 van de nestkast op de begraafplaats troffen Fons en Gerard een broedende Holenduif in dezelfde kast aan. We zijn er niet bij geweest en kunnen daarom alleen maar gissen, maar het zou mij niets verbazen als de Holenduif die wij als karkas aantroffen, op zoek was naar een geschikte nestplek en door een broedende Bosuil werd verrast!