Lekker snuffelen in de Twentse natuur met en door Han Brinkcate
De ransuil is ook zo’n gave uilensoort die je in de bossen van het landgoed Twickel tegen kunt komen. De ransuil is één van de in ons land levende uilensoorten. Hij komt voor in diverse landschapstypen, waar open veld aanwezig is met voldoende veldmuizen. De ransuil broedt veelal in oude nesten van eksters of kraaien. ’s Winters verzamelen ransuilen zich in groepen, vlakbij gunstige voedselgebieden. Je ziet ze niet veel, maar op het landgoed Twickel zijn er enkele zogenaamde roestplaatsen, waar ze zich met name in deze periode verzamelen. Soms kun je ze overdag hoog in een grove den of conifeer zien zitten. Er zijn zelfs van deze roestplaatsen in steden bekend, waar ze soms met wel tien of twaalf bij elkaar zitten.
Ransuilen slapen overdag en jagen ’s-nachts op vooral muizen en kleine vogeltjes. Ransuilen zijn iets kleiner dan de bosuil en hij toont slanker. Opvallend zijn de lange, vaak omhoog gerichte oorpluimen en de oranje gele ogen. De oren van de ransuil zitten, net als bij andere uilen aan de zijkant van hun kop. De kleur van de ransuil is roestbruin met iets gele en veel grijze vlekken.
Ze reageren op gevaar door zich kleiner te maken en blijven vervolgens verstijft zitten. Zodra het gevaar is geweken, wordt hun houding weer wat losser en lijken ze weer wat dikker. Ransuilen broeden veelal in oude nesten van kraaien of eksters en het liefst in open gebieden. Hun legsel bestaat veelal uit 5 a 6 glimmende witte geheel ronde eieren. Zo ongeveer na 4 weken wordt het eerste jong geboren en zijn de eerder genoemde oorpluimen al na 4 dagen zichtbaar.
In de jaren 80 van de vorige eeuw is de stand van de ransuilen sterk achteruit gegaan als gevolg van het massaal doden van eksters en zwarte kraaien. Deze bieden de ransuil een nest om te broeden. Ook speelt de havik in de achteruitgang van de ransuilen een rol door de jongen en de ouderen te bejagen als prooidieren en hen te verorberen.
Vaak blijven de ouderen in de buurt van hun broedplek en vliegen de jongen soms kilometers ver uit naar andere nieuwe plekken. Familiegroepjes vormen vanaf eind augustus een gemeenschappelijke roestplaats. Zo tussen oktober en maart houden ze een echte winterroest, hetgeen wel 30 slapende ransuilen op een dag kan opleveren.
Alle uilen produceren braakballen. Met een beetje geluk vind je deze in het bos (bosuil, ransuil) of in een koeienstal of op een boerenerf (kerkuil, steenuil) of misschien wel in de duinen of op één van onze eilanden (velduil). Braakballen of uilenballen zijn de haren en botjes van de verorberde prooidieren, veelal muizen. Het uitpluizen (is uit elkaar halen) van deze braakballen levert soms ook vogelringetjes op, een teken dat ze ook kleine vogeltjes eten. De maagsappen van uilen zijn niet zo sterk als die van andere roofvogels. De prooiresten worden hierdoor niet afgebroken maar worden als balletjes om de tijd uitgekotst. Het lijkt vies, maar éénmaal geplozen is altijd pluizen.
Om roestplaatsen van ransuilen niet te verstoren, houdt ik deze zoveel mogelijk voor mezelf. Mocht u toch toevallig toch zo’n roestplaats ontdekken en wilt u ze vervolgens fotograferen, schakel dan altijd de flits uit, daar u hiermee de uilen voorgoed oogschade kunt aanbrengen.
Han Brinkcate geeft ook lezingen voor verenigingen en andere instanties over de Twentse natuur, dit in samenwerking met www.hanbrinkcatenatuurfotografie.nl . Heeft u vragen over de natuur in Twente, mail uw vraag dan naar hanbrinkcate@hotmail.com.