Ze komen vanuit hun broedgebieden in de Scandinavische landen in groepen vanaf september ons land binnen op zoek naar voedsel. Eenmaal in Nederland mengen ze zich onder de gewone vinken, groenlingen en verschillende gorzensoorten die ook in deze periode hun voedsel zoeken op ruwe akkers, struwelen en in parken. Ja! Zeker, ik heb het inderdaad over de Keep. (Fringilla montifringilla),

De keep, een in ons land zeldzame broedvogel, is een zogenaamde doortrekker en wintergast. Kepen, die grote gelijkenissen vertonen met vinken, zijn afkomstig uit de Scandinavische landen en West Rusland en tijdens de trek op zoek naar voedsel. De Keep broedt slechts zeldzaam in ons land. Zo zijn er in de zestiger en zeventiger jaren slechts drie registraties te vinden van broedgevallen. Hij dankt zijn naam aan het geluid dat hij voortbrengt. Zoiets als een rauw “chrep, chrep, chrep” spreek uit als ”kreep”.

De najaarstrek van de keep piekt in oktober en in die periode kunnen ze in heel Nederland worden waargenomen op plekken met voldoende voedselaanbod. Er is een verband met periodes waarin beuken meer dan gemiddeld hun beukennootjes produceren (mastjaren). Tijdens dergelijke jaren duikt de keep massaler op dan in jaren waarin er weinig tot nauwelijks beukennootjes zijn.Kepen zijn in de winterperiode niet alleen afhankelijk van beukennootjes. Ze foerageren ook op akkers met oogstresten of bij voerkuilen op erven. Hun voedsel bestaat dan ook uit vele soorten bessen, granen, diverse onkruidzaden, beukennootjes en eikels. Wanneer er veel voedselaanbod in hun thuislanden is kun je bij ons maar weinig kepen aantreffen.

Het broedgebied van de keep strekt zich uit van Scandinavië t/m Siberië. Hier bouwen ze in het voorjaar in lariks – en berkenbossen hun nest. Dit nest is diep en komvormig. Vanaf mei tot juli legt het vrouwtje ruim 6 eitjes, die roodachtig blauw met grijs/ donkere vlekken van kleur zijn. De broedtijd bedraagt circa 12 dagen, waarna pa en ma samen de jongen voeren. Deze vliegen na ongeveer 14 dagen uit. In voorkomende gevallen kan er twee keer gebroed worden. Kepen komen veelal in omvangrijke vluchten voor. In de wintermaanden kun je soms onder beuken wel honderden kepen, vergezeld door vinken aantreffen. Hun onregelmatige vlucht en duidelijke witte stuit onderscheidt hen van de vink. Hun staart is onder andere veel meer gevorkt. Mannetjes kepen hebben een grijszwarte kop en oranje schouders en borst. Doordat ze alweer vroeg terugkeren naar hun oorspronkelijke leefgebieden in Scandinavië en Rusland krijgen we het prachtige zomerkleed van de mannetjes maar weinig te zien.