De geur van de meidoorn komt ons tegemoet wanneer we Erve Luttikhengel op fietsen. Het is 28 graden en we zien enkele lentewolkjes. De natuur is in feeststemming en voor Hofvogels is dit de drukste periode van het jaar wat het ringen betreft. De ringers hebben er vandaag al 5 bezoekjes opzitten.

Wanneer Wim de kast opent vliegt moeder kerkuil met een grote boog de eiken in. Reken maar dat ze alles in de gaten houdt. In een parmantige houding slaat ze ons gade wanneer de vier pullen zorgvuldig worden gewogen, gemeten en geringd. De wel doorvoede jonge kerkuilen zijn rond de vier weken jong.

De omgeving is erg pluizig en dat zijn geen pollen. Het zijn de pluisjes van het dons van de pullen. De pullen ruien drie keer: eerst wit, daarna grijs waarna de veren de dons wegdrukken. De veren zitten er al onder, wat een DNA, prachtig. En wat zijn die klauwen scherp…. Kerkuilen kunnen wit, grijs en ook een bruin verenkleed ontwikkelen.

Het is een goed uilenjaar, gelukkig. Als voorbeeld zijn bij een naastgelegen erf zelfs acht pullen geteld en geringd. Maar ook is er bij de steenuilen pech geweest; er zijn koude eieren gevonden. Een verblijf van 36 uur in de broedkast mocht niet baten.  Gerben zet de pullen terug in de kast en moeders kan met een gerust uilenhart terug naar haar kroost. Eind goed, al goed.