Door en met Han Brinckate.

De putter dook dit jaar voor velen van ons min of meer vanuit de anonimiteit op doordat hij meer dan normaal werd gespot. Putters beginnen zich steeds meer aan te passen aan door de mens gemaakte landschappen met fruitgaarden en houtsingels. Voorwaarden zijn wel de aanwezigheid van bijvoorbeeld distels en paardenbloemen, die de noodzakelijke zaden produceren waarvan deze zaad etende vinkensoort afhankelijk is. Zijn naam heeft hij trouwens te danken aan een klein kunstje. Ze blijkens in staat om met een klein emmertje water te putten uit een groter reservoir. Putters leven bijna het gehele jaar in groepsverband en beschermen hun voedsel territoria, s tegen andere putters.

Putters zijn bijzonder fraai gekleurde zangvogels met een herkenbare tekening op hun kop. Hun rode kop is afgezet met een brede witte streep en een zwart achterhoofd. Zeer opvallend tijdens hun vlucht zijn de gele strepen in de zwarte vleugels. Terwijl hun rug en flanken lichtbruin zijn, zijn de staart zwart en hun buik wit. Het rode masker op hun kop verraad het verschil tussen een mannetje en een vrouwtje. Bij het mannetje loopt de rode kleur iets verder door tot voorbij de ogen.

Putters voeden zich over het algemeen met vele soorten zaden, vooral die van distels. Maar ook de zaden van de paardenbloem en frisse knoppen van diverse struiken staan op het menu. Daarnaast zijn ze als enigste vogel in staat om met hun lange witte snavel de zaden van de kaardenbol te bemachtigen. Dat er momenteel veel putters in Twente voorkomen en broeden heeft alles te maken met het ruimere aanbod van planten en de noodzakelijk zaden. Het inzaaien van bloemmengsels langs akkerranden draagt positief bij aan zijn leefomgeving. Op dit moment kun je bijvoorbeeld putters veelvuldig waarnemen op de met bloemsoorten ingezaaide akkerranden in de Hof van Twente en op het landgoed “Twickel” tussen andere vogelsoorten als kneutjes en de fratertjes. Het meeste succes om ze te spotten heb je trouwens in de vroege ochtend.

In het vroege voorjaar gaat het mannetje op zoek naar een geschikte nestplaats, vaak in oude fruitbomen. Het vrouwtje bouwt vervolgens haar nest in de vork van een uitstekende tak van deze door de man gekozen boom. Dit nest is in circa 5 dagen klaar waarbij het mannetje enkel toekijkt. Een paar dagen nadat het nest gereed is, legt het vrouwtje om de dag een eitje tot het broedsel van gemiddeld 6 eitjes compleet is. De eitjes zijn glanzend lichtblauw van kleur, met donkerbruine vlekken. Het vrouwtje broedt deze eitjes alleen in 12 a 14 dagen uit. De jongen worden daarna wel door beide ouders met insecten en zaden gevoerd. Na bijna 3 weken vliegen deze jongen op hun beurt uit en worden ze nog een aantal dagen door beide ouders gevoerd.