Door René de Wilde

Met enige regelmaat kom ik in de natuur exoten tegen. Uit het Plantenrijk is bijvoorbeeld de Japanse Duizendknoop (Fallopia japonica) op sommige plaatsen een dominante aanwezige. Waar deze groeien worden andere soorten veelal weg geconcurreerd. In mijn eigen bos staat de exoot Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina) dat heel gestaag in aantal toeneemt. Deze soort beschouw ik desondanks niet als een echt groot probleem, omdat het in een gemengd bos niet in staat is volledig te domineren. Enige bestrijding pas ik wel toe en bijhouden maakt het voorkomen van de soort beheersbaar. Ik kies bomen die veel vruchten willen gaan produceren.

Redelijk effectief en gifvrij is het kloppen van de stam in mei met een klauwhamer en het rondom verwijderen van de bast ermee. Bomen die vruchten produceren verspreiden al het zaad via vogels of zoogdieren die de pitjes elders uitpoepen. Vervolgens liggen overal in de bossen pitjes van de Amerikaanse vogelkers op de bosbodem in kiemrust te wachten op hun kans te kunnen kiemen. Dat moment breekt veelal aan bij kaalkap waarna kieming soms massaal optreedt. Bosbeheer door dunning is dan vaak een betere keus. Omdat het zaad werkelijk overal op deze wijze ligt te wachten, vind ik het ook niet realistisch om veel moeite te doen volledig van deze soort af te komen. Beter is het denk ik de bosbedekking in stand te houden, door te kiezen voor gefaseerd kapbeleid of bosgebruik. Een ander argument om de vogelkers wat milder te waarderen is de plek die het kan bieden in de voedselketen en het ecosysteem voor een toenemend aantal soorten.

 

 

 

 

 

 

 

 

Amerikaanse vogelkers vormt vaak een dicht woud na kaalkap. Bestrijding is dan wel een dingetje. Elsen, juli 2020. (foto: René de Wilde)

Aan de weg waar ik woon komen op verschillende plekken Japanse duizendknopen voor. Middels klepelen en gif hoopt de wegbeheerder de planten in toom te houden. Begrijpelijk als het zicht van het verkeer erdoor wordt ontnomen. Om erg veel moeite en kosten te besteden aan het volledig uitroeien lijkt me echter niet realistisch. De planten komen op velerlei plekken voor, onder andere bij particulieren. Zelfs met behulp van chemicaliën is bestrijding vaak een moeizaam verhaal. Klepelbestrijding is soms zelfs een bron van verdere verspreiding van deze taaie overlever. Ook hier lijkt me een wat mildere beschouwing van het probleem soms realistischer.

Een klein proefje met wat bloeiende duizendknoop  op de vaas op het terras, levert al binnen een minuut insectenbezoek op, zoals hier een Doodskopzweefvlieg (foto: René de Wilde)

Een argument hiervoor is een aantal sterke pluspunten die de soort ook biedt, vooral op plekken met reeds verstoorde grond, zonder hinder. Door de planten te laten bloeien bieden de Japanse duizendknopen een massa nectar over een lange periode van juli tot oktober. Is deze optie als voedselbron voor insecten soms niet te verkiezen boven het inzaaien van allerlei natuurlijke plekken met uitheemse bonte bloemenmengsels?

 

  1. de Wilde