“Lekker snuffelen in de Twentse natuur” met en door Han Brinkcate.
De Sperwer
De sperwer staat bekend als een snelle en wendbare jager. Hij is nergens maar ondertussen overal. Het zijn echte acteurs die zich voordoen alsof er niets aan de hand is. Maar ondertussen neemt hij wel allerlei soorten vogels te grazen. Dit kan gaan om een mus, een merel of tortelduif en verder alles wat daar tussen in zit. De jachtmethode die de sperwer hanteert is razendsnel van tuin naar tuin vliegen of van houtwal naar houtwal. Alles wat hierbij opvliegt vormt een potentiële prooi. Gezonde vogels zijn vaak te snel voor deze jager en ontspringen de dans. De meeste vogels die de sperwer te pakken krijgt zijn ziek of op leeftijd en reageren hierdoor niet snel genoeg meer. Er is dus sprake van een soort van natuurlijke selectiemethode die de sperwer hanteert en hij houdt zodoende de vogelstand gezond zoals het hoort. Hij heeft ook vijanden, de havik. De toename van het aantal haviken bedreigt de sperwerstand.
Het komt voor dat de sperwer zich tijdens de soms felle jachtmethode zelf aan een tak spietst en hierbij het loodje legt. Ook is sprake van het zogenaamde raamslachtofferschap. Kleine vogeltjes zien soms kans om tijdens de achtervolging door een sperwer vlak voor een raam af te buigen. De sperwer kan dit in zijn snelle vaart niet bolwerken en knalt dan vol tegen het raam aan en breekt hierbij soms zijn nek of raakt bewusteloos. In het laatste geval zal hij na een tijdje bijkomen en wegvliegen.
In Nederland is de sperwer een echte standvogel en is het hele jaar door hier. Het baltsen gebeurt hoog in de lucht en elk jaar wordt er weer een nieuw nest gebouwd in dichte bebossingen en vlak tegen de stam van veelal naaldbomen aan. Begin april wordt hierin het eerste ei gelegd, waarna gelijk het broeden begint. De broedtijd van de sperwer duurt 32 a 35 dagen per ei. Tijdens dit broeden jaagt het mannetje alleen en brengt de prooien naar een van de plukplaatsen, waarna het vrouwtje de prooi ophaalt. De jongen zijn na circa 1 maand zover dat ze het nest kunnen verlaten en worden hierna nog wel een aantal weken door de ouders gevoerd. Dit voeren kost beide ouders ‘klauwen’ vol werk. Elk jong heeft per dag circa vier prooien ter grote van een merel nodig. Bij een gemiddelde nestbezetting van vier jongen moeten er dus alleen voor de jongen zestien prooien per dag worden gevangen en dat is ook voor het sperwer paar soms net iets te veel. Na de broedtijd jagen de vrouwtjes veelal in het open veld en de mannetjes meer in de bebossing. Vrouwtjes zijn zelfs instaat om duiven te ‘slaan’. Zie je in je tuin een sperwer met een nog levende prooi, jaag die sperwer dan niet weg. Deze prooi is allang van de wereld en zal spoedig sterven. Bij het wegjagen heeft de sperwer geen eten en de zieke of oude vogel blijft half dood liggen in je tuin.